Schneeloch
Schneeloch of ook wel staulage genoemd, zijn namen die u wellicht al vaak gehoord heeft. U leest ze in de reisgidsen, in weerberichten of op websites over skigebieden. Onder het begrip schneeloch verstaan we een gebied of dorp waar, in een winterseizoen, meer sneeuw valt dan elders. De Alpen kennen enkele van deze gebieden zowel aan de noord- als aan de zuidzijde.
Waarom valt er daar meer sneeuw?
Wanneer de lucht tegen de Alpen botst stijgt deze op en wanneer deze lucht vochtig genoeg is ontstaan er wolken en neerslag. Hoe hoger het bergmassief hoe meer moeite de lucht heeft om deze hindernis te nemen. Aan de voorzijde valt van zo’n bergreus valt dus meer sneeuw dan bijvoorbeeld een dal verder. De Alpen kennen enkele van deze bergmassieven.
Noordkant van de Alpen
Voor de noordkant van de Alpen is een noordwestelijke stroming het meest gunstig voor veel sneeuw. De lucht is dan voldoende koud en bevat ook voldoende vocht wanneer het tegen de Alpen botst. De noordkant van de Alpen kent als belangrijkste barrières onder andere het Arlberg- en Dachsteinmassief. De gebieden die aan de voorzijde van zo’n massief liggen kunnen rekenen op veel sneeuw. Voorbeelden van Schneelochs zijn aan de noordkant het Kleinwalsertal, het Brengenzerwald, Damüls, Lech en St. Anton, Seefeld, Fieberbrunn en Tauplitz.
Zuidkant van de Alpen
Ook de zuidkant kent een aantal Schneelochs. Het spreekt voor zich dat deze de meeste sneeuw ontvangen bij zuidelijke aanvoer waarbij vochtige lucht vanaf de Middellandse Zee tegen de Alpen botst. De dorpen die hier het meest van profiteren zijn Sillian en Nassfeld.
Ook de zuidkant kent een aantal Schneelochs. Het spreekt voor zich dat deze de meeste sneeuw ontvangen bij zuidelijke aanvoer waarbij vochtige lucht vanaf de Middellandse Zee tegen de Alpen botst. De dorpen die hier het meest van profiteren zijn Sillian en Nassfeld.